Ronja en ik gaan vaak samen naar de kinderboerderij. Het is vlakbij en ze geniet van de ruimte, de dieren en de omgeving. Vaak zijn er ook andere kinderen, maar daar is ze tot nu toe nog niet erg in geïnteresseerd. De kippen en paarden zijn leuker! Er was dit keer een hele groep kinderen, een uitje van een kinderdagverblijf. Als huismoeder twijfel je vaak of je er wel goed aan doet je kind thuis te houden, maar wat ik bij hen zag, bevestigde toch wel dat ik ontiegelijk blij ben met onze keuze om mij thuis te laten blijven om voor Ronja te zorgen. Ik ben een gelukkige huismoeder!
Allereerst dacht ik dat er gewoonweg veel mama’s met kindjes waren, maar toen zag ik een vrouw met wel drie kleine baby’s van verschillende leeftijden. Het kon duidelijk geen drieling zijn en ze bevestigde dat zij van een kinderdagverblijf waren. Ze waren met z’n tweetjes en hadden zo’n twaalf kinderen onder zich. Vier kleine baby’s en de rest waren groter, konden lopen en de meesten ook praten. Op zich waren ze goed op de kinderen aan het letten en ik denk ook niet dat dit een slecht kinderdagverblijf was, maar juist dat het zeer representatief was voor hoe het er aan toe gaat in zo’n groepje kinderen. Ik vond het verschrikkelijk!
De baby’s werden allemaal in het gras of in het zand gelegd en verder werd niet echt naar ze omgekeken. De kleintjes waren dus van alles en nog wat in hun mond aan het stoppen, werden vaak gefrustreerd omdat iets niet lukte en kregen gewoonweg weinig begeleiding. Ze werden totaal niet uitgedaagd of kregen de aandacht die ze nodig hebben. Als docent leer je dat je altijd op het niveau van je leerling moet zitten. Bij een baby houdt dit in dat je jezelf in de leefwereld van het kind moet verplaatsen en op dat niveau het kindje moet stimuleren, motiveren en begeleiden. Dit gebeurde onder geen enkele voorwaarde. De helft van de baby’s werd zelfs het grootste gedeelte van de tijd in de fietsstoeltjes gehouden.
Daarnaast waren de begeleidsters behoorlijk chagrijnig en vooral de toon waarop ze de kinderen aanspraken beviel me niet. Ik snap dat je regels moet stellen en binnen een groep autoriteit moet uitstralen. Dat kan ook met een rustig stemgeluid en met een vriendelijke benadering. Zij verhieven hun stemmen en waren geïrriteerd door het gedrag van de kinderen. Zelfs als de baby’s huilden waren ze geïrriteerd.
Ik ben dolblij dat Ronja niet naar een kinderdagverblijf gaat. Ik zie erg op tegen de peuterspeelzaal, maar gelukkig is dat maar een paar uurtjes. Thuis krijgt ze van mij alle aandacht die ze nodig heeft en de stimulatie en prikkel die ze verdient. Daardoor kan ze zich goed ontwikkelen en leert ze een heleboel. Van veel moeders hoor ik dat het goed voor hun kinderen is om naar de kinderopvang te gaan, want dan leren ze ten minste sociaal te zijn. Tot nu toe is Ronja zowat het meest sociale kindje dat ik ben tegengekomen. Ze is open, vriendelijk en wil graag delen. De meeste kinderen bijten van zich af, slaan om zich heen en willen alles voor zichzelf houden. Dit leren ze uiteraard het beste van andere kinderen, want als je in een groep moet functioneren, moet je wel jouw plekje verdedigen.
Deze gedachtegang van mij werd laatst nog bevestigd door verhalen van m’n familie over de grote gezinnen waar ze uit kwamen. Hoe groter de gezinnen, hoe meer je moest vechten voor je eigen plekje, hoe kattiger en meer gemeen de kinderen. Het doet me ook denken aan onze kinderwens: het liefst zie ik ons met drie kindjes, maar misschien is dat wel helemaal niet zo’n goed idee. Of zouden er ook grote gezinnen zijn met vrolijke, liefdevolle, rustige en gezellige kinderen? Niet rustig in de zin dat ze niet wild mogen spelen, maar rustig in de zin dat ze respect hebben voor elkaar en voor ieder mens of dier. Die rust of eigenlijk die vreedzaamheid die er nu heerst in ons huis, die ook weergeeft hoe Ted en ik met elkaar omgaan, wil ik graag behouden.
Nu weet ik ook dat dit een hekelpunt voor mij is: Ronja uit handen geven. Door haar slechte start heeft ze uiteindelijk de eerste 12 weken van haar leven op de couveuseafdeling doorgebracht. Toen zij niet meer in levensnood was, werd het erg lastig om de zorg voor ons kind te delen met vreemden. Dat vond ik verschrikkelijk. Ronja was ook erg lastig volgens het personeel, ze huilde alleen maar als wij er niet waren. Soms zeiden de verpleegkundigen zelfs dat we haar verwenden, want ze was het gewend dat wij er altijd voor haar waren. Wij waren namelijk van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat aanwezig en pakten een paar uurtjes rust ’s avonds om te slapen. Het heeft erg lang geduurd voordat ik er aan toe was om haar zorg te delen met anderen en anderen van mij iets mochten doen. Inmiddels kan ik haar met een gerust hard bij bepaalde mensen achterlaten en dit doen we met enige regelmaat. Ted heeft er veel meer moeite mee, maar dat komt uiteindelijk ook goed.
Als huismoeder kan ik Ronja overladen met individuele aandacht, kan ik haar de liefde en stimulatie geven die ze verdient. En je ziet het aan haar: ze ontwikkelt zich goed, ze is erg intelligent en creatief, ze is sociaal en open. Ze komt niks tekort. Ik vind het verdrietig om te bedenken dat straks op de peuterspeelzaal er wellicht ook een begeleidster chagrijnig naar Ronja gaat zitten katten. Gelukkig is Ronja dan zo oud en hopelijk zo vol zelfvertrouwen dat ze haar mannetje kan staan. Dat is ook een reden waarom ik nu Ronja in de handen van anderen durf achter te laten: ze weet heel goed wat ze wilt en laat dit ook duidelijk merken.