Terwijl ik Ronja’s Ooievaar in verschillende delen ben aan het schrijven, denk ik ook veel na over onze volgende kinderwens en hoe anders Ted en ik er beide in staan. We hebben nu immers een kindje en die oerdrang naar mama worden – die vooral ik voelde – is nu weg. Met die oerdrang bedoel ik een buikgevoel, een immense drang om zwanger te worden die met een oerkracht wordt aangestuurd en allesoverheersend is.
Voor onze eerste zwangerschap ging het als een trein: door, door en door. Ik wilde niet stoppen, ik wilde niet pauzeren, ik nam risico’s en het kon me allemaal niets schelen. Ik werd mama! Dikke vette punt! En ik was jaloers op anderen, ik vond het vreselijk dat zij wel makkelijk zwanger werden en ik niet. Ik wilde ook zo graag. En toen werd ik zwanger en vervolgens verloren we ons kindje met de miskraam. Daarna veranderde er een heleboel voor mij. Die oerdrang was er nog steeds, ik moest en zou mama worden, maar dit keer was ik al mama van ons overleden kindje en dat gevoel, die liefde, die was fantastisch. Die wilde ik! Daarna konden de zwangerschappen van anderen me niet zo veel meer interesseren en deed het me nog weinig, want ik wilde ons kindje, niet hun kindje en als ons kindje er eenmaal zou zijn dan was dat geweldig. Daar wachtte ik wel op.
Maar ik ging ook door met de achtbaan van de MMM, wel degelijk met een andere instelling, maar die oerdrang was niet te bedaren. Ook nu namen we risico’s, verlegden we onze grenzen en gelukkig leverde dat uiteindelijk resultaat op. Toen kwam daar Ronja, ons wonderkindje, ons prachtige meisje en onze liefste dochter. Nu zijn we gelukkig, mijn oerdrang om moeder te worden is getemd.
Ik wil graag meer kinderen. Ted wil ook dolgraag nog een kindje. Ik zet het bewust anders neer, want Ted is realistisch en bekijkt het van zwangerschap tot zwangerschap. Eerst maar eens nog een kindje als dat er al komt en over de toekomst kunnen we niks zeggen, dat is zijn houding, want we weten het simpelweg niet. En gelijk heeft hij. Ik droom: ik wil graag meer kinderen, het liefst drie, wie weet vier. Toch ben ik daar tegenwoordig ook realistischer in, want eerst moeten we maar bekijken hoe een volgende zwangerschap zal gaan.
Wellicht dat daarom die oerdrang ook is getemd: het zwanger zijn hoeft van mij niet meer. Het was heerlijk om zwanger te zijn, ondanks alle zorgen en complicaties, het was een magische prachtige tijd. Niks is mooier dan je kindje voelen in je buik en Ronja was duidelijk aanwezig 24/7. Het was ook doodeng. Het liefste zou ik op een knopje drukken en zo een kindje van ons beide in m’n handen krijgen. Dat hele proces van zwanger worden en zwanger zijn, kan me gestolen worden. Interesseert me niet meer. Als iemand mij nu ook vertelt dat ze zwanger is, dan heb ik medelijden. Ik schrik en ben bezorgd. Een zwangerschap is voor mij een levensbedreigende situatie, niet een situatie vol vreugde en nieuw leven. Dat is jammer, maar het is wel de realiteit.
Voor een volgend kindje – je zult merken dat ik het altijd heb over onze wens voor een volgend kindje, immers we hebben al twee kindjes: ons eerste kindje dat we nooit hebben gekend en onze Ronja – voor dat volgende kindje wil ik niet zo ver gaan als voor Ronja. Ik wil zelf gezond blijven, voor m’n gezin en voor mezelf. Ik wil oud worden en straks kleinkinderen meemaken. Ik wil de rest van de wereld nog zien. Ik wil heel veel wat los staat van onze kinderwens. Toch wil ik meer kinderen, maar niet meer ten koste van alles en dat was eerder wel anders.
Nogmaals, als het knopje om een kindje van Ted en mij te krijgen zou bestaan, dan zou ik iedereen bevechten om er op te kunnen drukken, want nog een kindje wil ik dolgraag, dat is nog steeds mijn diepste, liefste wens. Maar die enorme drang, die wil om mama te worden, die oerdrang, dat buikgevoel, dat is allemaal verdwenen. Er is nu rust en bezinning en dankbaarheid voor wat we wel hebben. Ik ben mama van onze kindjes en dat is prachtig. ♥