Dit is geen blog over Ronja die niet kan delen, want dat kan ze inderdaad niet: dit is een blog over een mama die haar kind moet delen met de wereld en dat valt zwaar. Mijn kleine meid wordt groot, iets waar ik me op verheug, maar waar ik ook tegenop zie.
Deze week hebben we een telefoontje gekregen dat Ronja in ieder geval per november kan beginnen bij de peuterspeelzaal, dan zal ik haar moeten delen met haar juffen. Ze zal vier keer per week drie uur weg zijn, twaalf uur lang niet bij mij. Twaalf uur lang dat ik m’n eigen ding kan doen, wat ben ik een bofkont. Toch?
Aan de ene kant vind ik het geweldig, want ik weet hoe Ronja er van zal genieten onder andere kinderen te zijn, uitgedaagd te worden en met nieuw speelgoed te spelen. Ze is leergierig en nieuwsgierig, ze vindt alles en iedereen leuk en het zal ook goed zijn voor haar zelfbesef. Ze is nogal een pittig ding dat zo haar eigen willetje heeft en dat botst nogal eens met anderen. Hadden we al verwacht hoor voor de geboorte, Ted en ik zijn precies hetzelfde. Op de peuterspeelzaal zal ze samen moeten leren spelen.
Ik zal haar ook uit handen moeten geven en de zorg overdragen aan haar juffen en de begeleiding. Iets waar ik niet goed in ben. Ik heb het moeten doen tijdens haar couveuseperiode en dan nog waren wij de hoofdverzorgers, de verpleging kwam bij ons klagen omdat zij haar nooit in handen kregen, want wij waren er 24/7. Hierboven zie je een foto van haar handje op mijn rechterborst, zo klein en kwetsbaar was ze. Na die 12 lange weken heb ik haar nooit meer uit handen gegeven. De oma’s passen af en toe een keertje een uurtje op en we zijn één keer een dag weggeweest. That’s it. En dat was na maandenlang oefenen.
M’n moeder vertelde mij dat ze het er moeilijk mee had toen ik en m’n broer geboren waren, omdat ze de buitenwereld maar niks vond. In de buik zaten we veilig en kwam er niks bij ons, buiten de buik waren er uitlaatgassen, mensen met bacteriën, ziektes, lawaai en ander onheil. Hoewel Ronja in m’n buik helemaal niet veilig was, deel ik haar gevoelens. Het is lastig je kind telkens meer bloot te stellen aan de wereld en alles wat daar bij komt kijken. Ik wil Ronja niet delen.
Tegelijkertijd is het een natuurlijk proces. Een proces waar ik graag stil bij sta als ik m’n lieve mooie Ronja zie, hoe ze lacht naar mij, hoe ze speelt met mij, hoe ze lief in een brabbeltaaltje verhalen aan me vertelt. Zou ze dat enthousiasme ook hebben op de peuterspeelzaal? Zou ze een goede band kunnen opbouwen met haar juffen? Zou ze de kindjes leuk vinden?
Ronja speelt nu vaak buiten. Ze gaat bij de deur staan en zegt ‘buiten’, dan doe ik haar schoentjes aan en mag ze d’r gang gaan. Een paar maanden terug ging ze modder eten. Bah! Wat was dat vies! En wat was ze boos toen ik haar de modder afnam en ze niet meer door kon gaan met viespeuken. Dat was voor mij een grote stap. Mijn kwetsbare kind at vieze modder. Ze werd niet ziek, ze is niet in het ziekenhuis terecht gekomen, ze is nooit meer in het ziekenhuis terecht gekomen sinds haar geboorte. Ze laat me zien dat ik vertrouwen in haar kan hebben, zelfs als ze modder eet. En zo leer ik stapje voor stapje haar los te laten in de grote enge wereld.